Collega met passie: “Scrummen verbetert de sfeer in de klas.”

Medewerkers
In deze rubriek komen collega’s aan het woord over hun passie voor het vak. Met antwoord op vragen als: waarom doe je dit? Waar ben je het meest trots op? Wat vind je lastig, en waar leer je van? Deze keer Janneke Kruiswijk sinds 5 jaar doceert ze op Hanze College Oosterhout biologie en mens & natuur. Daarnaast is ze scrum-coördinator. Ze gelooft in onderwijs dat meebeweegt met de veranderende wereld. “Ik hoef geen huiswerk meer op te geven; leerlingen doen dat zelf.”

Naam: Janneke Kruiswijk
Organisatie: Hanze College Oosterhout
Functie: docent en scrum-coördinator

 Je koos als docent nadrukkelijk voor het vmbo…
“Dat vind ik de leukste doelgroep. Vmbo’ers zijn eerlijk, direct. Ze kunnen op ’n ochtend tegen me zeggen ‘Jezus, wat heb je nou toch weer aangetrokken.’ Ze nemen geen blad voor de mond. Daar houd ik van. Gymnasiasten zeggen dat eerder achter je rug tegen elkaar.”

Waar komt dat scrummen vandaan bij jou?
“Ik had erover gehoord. Het is natuurlijk niet compleet nieuw. Ook op andere scholen zijn ze er mee bezig. Ik heb het tijdens mijn stage op het Sint Jans Lyceum in Den Bosch leren kennen. Daar voerden ze net een scrum-proef uit. Toen ik bij het Hanze College begon, heb ik het eerste half jaar keurig traditioneel frontaal les gegeven, maar ik had al gauw door dat mijn hart uitging naar een hele andere aanpak. Binnen de vakgroep hebben we naar andere mogelijkheden gekeken. Zo kwam ook scrummen voorbij. We zijn toen naar een conferentie geweest van ‘Scrum at School’. En zo is die bal gaan rollen.”

Wat maakt scrummen voor jou beslissend anders?
”Je bent er natuurlijk als docent om lesstof over te brengen. Maar het gaat er ook om ‘hoe je dat doet’. Ik was op zoek naar iets anders dan klassikaal of frontaal lesgeven. Scrummen leert leerlingen samenwerken, plannen, kijken naar elkaars kwaliteiten, elkaar feedback geven, zelfreflectie. Dat soort vaardigheden zijn in mijn ogen misschien nog wel belangrijker dan het kunnen opdreunen van het rijtje over bijvoorbeeld fotosynthese.”

Scrummen is vaak gericht op havo/vwo. Jullie doen het nu voor het vmbo. Dat is weer een volgende stap.
“Het was gericht op havo/vwo omdat de docenten ook uit die hoek kwamen. Samen met Scrum at School zijn we gaan kijken hoe we het ook voor het vmbo kunnen toepassen. Dat vraagt om aanpassingen. Het moet speelser. Minder formeel. Minder papierwerk.”

Jullie vakgroep heeft een eigen lesmethode gemaakt voor scrum.
“Mijn collega Linda Mallens en ik hebben ons ontwikkeld tot scrum assessor. Hierdoor kunnen leerlingen bij ons een scrum-certificaat halen. Ze moeten aantonen dat ze alle facetten van scrum beheersen. We vinden die certificaten belangrijk omdat steeds meer mbo-scholen en bedrijven aan het scrummen zijn. Het maakt de kansen groter van onze leerlingen. Ze zijn beter voorbereid op de toekomst. Ze beheersen de scrum-facetten, maar hebben ook geleerd om samen te werken en te evalueren. Ze zijn in staat te reflecteren op het product, op zichzelf en op hun groepsgenoten. Veel facetten die je bij scrum leert kunnen ingezet worden in het leven na het middelbaar onderwijs.”

Leg eens uit; hoe ziet dat scrummen er bij jullie uit?
“Leerlingen worden ‘blind’ ingedeeld in teams van 4 personen. Dat gebeurt op basis van kwaliteiten. We zorgen ervoor dat in elk team verschillende kwaliteiten zijn vertegenwoordigd. Denk aan kwaliteiten als ‘overzicht bewaren’, ‘creativiteit’, ‘goed plannen’, ‘precies werken’, ‘communicatieve vaardig’, ‘andere willen helpen’, ‘samenwerken’. De selectie op basis van dit soort kwaliteiten leidt tot verrassende indelingen; niet de geijkte groepjes. Als leerlingen zelf mogen kiezen, zullen ze snel kiezen voor hun vrienden. Niet alleen wij als docent zijn vaak verrast door de groepjes, ook de leerlingen zelf ontdekken dat ze met meer klasgenoten kunnen samenwerken dan alleen hun vrienden. Ze zien in dat ze meer van elkaar kunnen leren dan ze vooraf denken.”

“De viertallen krijgen een opdracht voor een eindproduct waar ze 35 tot 40 lessen mee bezig zijn. Zeg maar één periode. In een schooljaar werken we aan vier van deze projecten. En moeten ze dus ook vier eindproducten opleveren. Dit varieert van een portfolio tot een maquette van een huis compleet met licht en isolatie. Wel moeten ze steeds tussenstappen halen voordat ze verder mogen. Hebben ze een deel afgesloten, dan mogen ze door naar het volgende ‘level’. Dit soort termen gebruiken we heel bewust. Daarmee sluiten we aan bij de belevingswereld van de leerlingen.”

“Hoe ze het aanpakken moeten de groepjes zelf weten, als ze maar steeds de deadlines halen. Ze komen wel gewoon naar de klas. Maar wat ze doen bepalen ze zelf. Onderling verdelen ze de taken, aan de hand van ieders kwaliteiten. Ook moeten ze een scrummaster aanwijzen. Dat is niet de baas, maar wel degene die de coördinatie en het overzicht bewaakt. De docent is de ‘productowner’; zeg maar de opdrachtgever waarvoor ze werken. Daar leggen ze verantwoording aan af. Ook treedt de docent op als super scrummaster. Als het dreigt vast te lopen, geven we raad en helpen we ze weer op weg. Dit gebeurt in goed overleg met de groep leerlingen.”

Wat kun je zeggen over de concrete opbrengst?
“Kijken we naar de proefwerkcijfers dan zien we die omhoog gaan. Maar wat we vooral zien is dat de sfeer in de klas vooruit gaat. Dat is misschien wel de belangrijkste opbrengst. Ze leren elkaar waarderen en zijn veel minder op eigen houtje bezig. Je ziet ook dat sociaal mindere leerlingen veel beter voor de dag komen. Op sociaal vlak levert het echt heel veel op. Ze doen vaardigheden op waar ze hun hele leven plezier van hebben.”

Lees het artikel ook op de OMO-website.